wijs
Jump to navigation
Jump to search
See also: -wijs
Dutch
[edit]Pronunciation
[edit]Etymology 1
[edit]From Middle Dutch wijs, from Old Dutch wīs, from Proto-Germanic *wīsaz.
Adjective
[edit]wijs (comparative wijzer, superlative meest wijs or wijst)
- wise
- Een wijs persoon neemt weloverwogen beslissingen.
- A wise person makes well-considered decisions.
- Hij gaf me een wijs advies dat ik altijd zal onthouden.
- He gave me a wise piece of advice that I will always remember.
- Een wijs besluit kan een positieve invloed hebben op de toekomst.
- A wise decision can have a positive impact on the future.
- Met de jaren werd ze wijzer en meer bedachtzaam.
- With the years, she became wiser and more thoughtful.
- Van alle opties leek dit de meest wijze keuze.
- Of all the options, this seemed like the wisest choice.
- Hij wordt beschouwd als een van de wijst mensen van zijn tijd.
- He is considered one of the wisest people of his time.
- nice, fun (see usage notes)
Usage notes
[edit]Meaning 2 (nice, fun) is very popular in East Flanders, in the expression "vree wijs".
Declension
[edit]Declension of wijs | ||||
---|---|---|---|---|
uninflected | wijs | |||
inflected | wijze | |||
comparative | wijzer | |||
positive | comparative | superlative | ||
predicative/adverbial | wijs | wijzer | het wijst het wijste | |
indefinite | m./f. sing. | wijze | wijzere | wijste |
n. sing. | wijs | wijzer | wijste | |
plural | wijze | wijzere | wijste | |
definite | wijze | wijzere | wijste | |
partitive | wijs | wijzers | — |
Derived terms
[edit]Descendants
[edit]- Negerhollands: wies
Etymology 2
[edit]From Old Dutch *wīsa, from Proto-Germanic *wīsō, from Proto-Indo-European *weyd- (“to see”), related to Etymology 1.
Noun
[edit]wijs f (plural wijzen, diminutive wijsje n)
- tune
- Synonym: deun
- Het lied heeft een vrolijke wijs.
- The song has a cheerful tune.
- Ze neuriede de bekende wijs van het liedje.
- She hummed the familiar tune of the song.
- De pianist speelde een prachtige wijs op de vleugel.
- The pianist played a beautiful tune on the grand piano.
- mode, method, manner
- In welke wijs wil je dit probleem aanpakken?
- In which mode do you want to tackle this problem?
- Er zijn verschillende wijzen om dit probleem op te lossen.
- There are different methods to solve this problem.
- Op welke wijs kunnen we dit vraagstuk benaderen?
- In what manner can we approach this issue?
- (grammar) mood
- De docent legde de verschillende wijzen van de werkwoorden uit.
- The teacher explained the various moods of the verbs.
- In het Nederlands zijn er drie wijzen: de aantonende wijs, de gebiedende wijs en de aanvoegende wijs.
- In Dutch, there are three moods: the indicative mood, the imperative mood, and the subjunctive mood.
Alternative forms
[edit]Derived terms
[edit]Descendants
[edit]- Afrikaans: wys
Etymology 3
[edit]See the etymology of the corresponding lemma form.
Verb
[edit]wijs
- inflection of wijzen:
Categories:
- Dutch terms with IPA pronunciation
- Dutch terms with audio pronunciation
- Dutch terms derived from Proto-Indo-European
- Dutch terms derived from the Proto-Indo-European root *weyd-
- Dutch terms inherited from Middle Dutch
- Dutch terms derived from Middle Dutch
- Dutch terms inherited from Old Dutch
- Dutch terms derived from Old Dutch
- Dutch terms inherited from Proto-Germanic
- Dutch terms derived from Proto-Germanic
- Dutch lemmas
- Dutch adjectives
- Dutch terms with usage examples
- Dutch terms inherited from Proto-Indo-European
- Dutch nouns
- Dutch nouns with plural in -en
- Dutch feminine nouns
- nl:Grammar
- Dutch non-lemma forms
- Dutch verb forms