uitzicht
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Compound of uit + zicht or uitzien (“to seem, appear”) + -t (“verbal noun”).
Pronunciation
[edit]Noun
[edit]uitzicht n (plural uitzichten, diminutive uitzichtje n)
- outlook, view (panorama)
- Deze kamer heeft een mooi uitzicht. ― This room has a nice view.
- outlook, prospect (expectation for the future)
- Synonym: vooruitzicht