peetmoeder
Jump to navigation
Jump to search
Dutch
[edit]Etymology
[edit]Pronunciation
[edit]Audio: (file) - Hyphenation: peet‧moe‧der
Noun
[edit]peetmoeder m (plural peetmoeders, diminutive peetmoedertje n)
- godmother (female godparent)
- Synonyms: peettante, meter
- Ze vroeg haar beste vriendin om de peetmoeder van haar kind te zijn. ― She asked her best friend to be the godmother of her child.
- Elk kind in de familie heeft zowel een peetvader als een peetmoeder. ― Every child in the family has both a godfather and a godmother.
- Het peetmoedertje gaf een speciaal cadeau tijdens de doop. ― The little godmother gave a special gift during the baptism.