vent
Uiterlijk
- vent
- [A] van Middelnederlands vent / vein "kerel", cognaat met Nedersaksisch fent "kerel, knaap, jongeman" en Fries fint "kerel" alsmede feint "knaap, jongeman" die mogelijk teruggaan op Germaans *fanþjō(n), *fanþja(n) 'voetganger, voetsoldaat'; in de betekenis van ‘kerel’ voor het eerst aangetroffen in 1437 [1] [2] [3] [4] [5]
Mogelijk een erfwoord of een ontlening uit het Nederduits. Een vaak genoemde, oudere verklaring is dat de gemeenzame benaming vent een verkorte vorm van vennoot, ook vennet (1509) zou zijn, een aanspreekvorm met een sterke beklemtoning op de eerste lettergreep De aangetroffen varianten, veijn, veint kunnen, fonetisch gezien, moeilijk uit vennoot of vennet ontwikkeld zijn. [6] - [B] van Engels vent, in de betekenis "luchtuitlaat" aangetroffen vanaf 1950 [7][3]
- [C] venten ww zonder de uitgang -en
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vent | venten |
verkleinwoord | ventje | ventjes |
[A] de vent m
- kerel, man (wordt zowel positieve als in negatieve zin gebruikt)
- Een toffe gozer, een jofele vent.
- Nee, die man van mij, dat is een eitje, een vent van niks!
- ▸ Het was een lange slanke vent van in de veertig, en in tegenstelling tot alle andere hikers was hij glad geschoren met een verzorgde, gezonde uitstraling.[8]
- (regionaal in Vlaanderen) gecastreerde ezel
- Maar ze vergeten ondertussen wel dat “vent” oorspronkelijk “gecastreerde ezel” betekent. [9]
1. kerel, man
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vent | vents |
verkleinwoord |
[B] de vent m
- opening waardoor lucht een afgesloten ruimte in of uit kan stromen
- ▸ In de periode van 23 tot en met 27 augustus 2007 waren er verhoogde acrylonitril (AN)-metingen rond de trein (fabriek) 4 en 5 bij het SNP tankenpark bij Dow in Terneuzen142. Dit bleek te wijten aan een lekkende ERV-pakking van voedingstank 2TV-417 en een defecte N2 PCV van de 4VE430-tank van trein 4 die continue N2 aan het suppleren was met als gevolg dat niet alle vents naar de fornuizen gingen, maar dat een deel ook naar buiten ontluchtte.[10]
vervoeging van |
---|
venten |
[C] vent
- enkelvoud tegenwoordige tijd van venten
- gebiedende wijs van venten
- Nee, ik vent niet meer, ik sta nu op de markt, minder gesjouw weet je ...
- Het woord vent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vent" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[11] |
- ↑ vent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ 3,0 3,1 "vent" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Online: koeblergerhard.de
- ↑ Guus Kroonen. 2013. Etymological Dictionary of Proto-Germanic. Leiden: Brill publishers: p. 128. ISBN: 978-90-04-18340-7
- ↑ August Lübben & Christoph Walther, Mittelniederdeutsches Handwörterbuch, Soltau 1888: p. 475. Online: archive.org
- ↑ vent op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Hermsen, J.J.Tweeduister 2e druk (2010) De Arbeiderspers, Amsterdam; ISBN 9789029576895; hfst. 3; geraadpleeegd 2018-06-13
- ↑ Weblink bron Rechtbank Zeeland-West-Brabant“uitspraak in strafzaak 996503-07 (Dow Benelux B.V.) op 21 maart 2014”, ECLI:NL:RBZWB:2014:1911 (24 maart 2014), par. 4.3.6 op rechtspraak.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- vent
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
vent | le vent | vents | les vents |
vent m
- (meteorologie) wind
- «D'où vient le vent?»
- Uit welke hoek waait de wind?
- «D'où vient le vent?»
- (spreektaal) weigering, afwijzing, blauwtje
- «J’t’ai raconté le vent avec Sacha?»
- Heb ik je al verteld van mijn blauwtje bij Sacha? [1]
- «J’t’ai raconté le vent avec Sacha?»
- [1] calme
- [1] temps
- [1] Qui sème le vent, récolte la tempête.Wie wind zaait, zal storm oogsten.
- [1] bon ventgoede reis
- [1] coup de ventrukwind
- [1] rafale de ventrukwind
- [1] force du ventwindkracht
- [1] vitesse du ventwindsnelheid
- [1] vent debouttegenwind
- [1] vent arrièrewind mee
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 4
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Meteorologie in het Frans
- Spreektaal in het Frans