Naar inhoud springen

van

Uit WikiWoordenboek
  • van
  • afkomstig van:
Middelnederlands: van
Oudnederlands: fan
Germaans: *fana, *funa
Indo-Europees: *pone, *pana
  • Verwant in Germaans:
Duits: von, (Oudhoogduits: fona, fon), Oudsaksisch: fana, fan, Fries: fan (Oudfries: fan, fon)

van

  1. geeft bezit aan
    • Die fiets is van mij. 
  2. geeft herkomst aan
    • Hij komt van ver. 
  3. geeft oorzaak aan
    • Hij verrekte van de honger. 
  4. tussenvoegsel in familienamen
    • De namen van de voetballers Willem van Hanegem en Franky Van der Elst laten een verschil in schrijfwijze tussen Nederland en Vlaanderen zien. 
  5. quotatief: luidt een citaat of gedachte in (synoniem: "als")
    • Ik heb zoiets van: "Nu of nooit!" 
  6. geeft een eigenschap aan
    • Dit is een hemd van katoen. 
    • De titel van het boek is "In de ban van de ring". 
  7. geeft het tijdsbestek aan waarbinnen iets gebeurt
    • Wij gaan van de zomer naar Frankrijk. 
  8. ook: van … af: (Belgisch-Nederlands) geeft het begin van een tijdsverloop aan, sinds
     Johan is van zijn jeugd al actief betrokken bij alles wat natuur in het hart draagt.[2]
     Overal had je ikjes liggen, van je geboorte af. Ze lagen in die stad en in die straat en in alle straten en in alle huizen waar je ooit geweest was en in alle bedden waarin je geslapen had en overal lagen zulke stukjes van je ik.[3]
  • [3] Als begin van een persoonsnaam wordt "Van" altijd met een hoofdletter geschreven. In Nederland hoort "van" met een kleine letter te worden geschreven als er voornamen of voorletters aan voorafgaan. Bij mensen van Vietnamese achtergrond kan "Van" ook als zelfstandige naam voorkomen.
  • [2] naar en van (zowel aankomend in als vertrekkend uit)
  • [2] stappen van
  • [8] van … af
  • [8] van als
  • [2] van en naar (zowel vertrekkend uit als aankomend in)
  • [8] van over
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     van  
 persoonlijk     ervan  
aanwijz.   nabij     hiervan  
  veraf     daarvan  
  vragend/betrekk.     waarvan  


van

  1. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
    • Hij wist er niets van. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. "van" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Bronlink geraadpleegd op 15 oktober 2022 Weblink bron Gearchiveerde versie
    Geert, Johan, Ria en Anita
    “Over natuurlijk beleven” (5 juni 2021) op natuurlijkbeleven.be
  3. Verhalen uit Journal Brut in:
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, van
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


van

  1. van; geeft bezit of herkomst aan


enkelvoud meervoud
naamwoord van vanne

van

  1. achternaam
enkelvoud meervoud
naamwoord van vans

van

  1. bestelwagen, camionette

van

  1. van

van

  1. van


van

  1. van; geeft bezit of herkomst aan


van

  1. bestelwagen, camionette


van

  1. van; geeft bezit of herkomst aan


van

  1. zijn


van

  1. van; geeft bezit of herkomst aan


vervoeging van
ir

van

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van ir
vervoeging van
irse

van

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van irse


van

  1. van; geeft bezit of herkomst aan


van

  1. van; geeft bezit of herkomst aan


  • van

van

  1. genitief meervoud van vana


van

  1. van; geeft bezit of herkomst aan


van

  1. van; geeft bezit of herkomst aan


van

  1. van; geeft bezit of herkomst aan


van

  1. vragen, smeken

van

  1. wals


van

  1. (Münsterlands) (Oostwestfaals) (West-Münsterlands) (Zuidwestfaals) van; geeft bezit of herkomst aan