stranden
Uiterlijk
- stran·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stranden |
strandde |
gestrand |
zwak -d | volledig |
stranden
- ergatief aan de grond vastlopen
- Het schip strandde juist voor de havengeul.
- niet meer verder kunnen
- ▸ De jongen naast me deed zijn koplamp aan waardoor de in de muur gekraste namen zichtbaar werden: hier waren al eerder mensen gestrand.[1]
1. aan de grond vastlopen
de stranden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord strand
- Het woord stranden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stranden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- stran·den
Naar frequentie | 1904 |
---|
stranden, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van strand
- stran·den
Naar frequentie | 2615 |
---|
stranden, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van strand
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Deens
- Woorden in het Deens van lengte 8
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Deens
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 8
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Noors