schaamteloos
Uiterlijk
- schaam·te·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | schaamteloos | schaamtelozer | schaamteloost |
verbogen | schaamteloze | schaamtelozere | schaamtelooste |
partitief | schaamteloos | schaamtelozers | - |
schaamteloos
- zonder schaamte
- Dat meisje vertoont een schaamteloze spontaniteit.
- ▸ Ik zei dat het een eer voor mij was haar te ontmoeten. Zij beaamde dat met een knikje Nu ik haar schaamteloos kon aankijken omdat zij voor mij stond, zag ik mijzelf genoodzaakt te concluderen dat zij niet echt mooi was, althans niet op de banale manier waarop mooie vrouwen doorgaans mooi zijn.[1]
1. zonder schaamte
- Het woord schaamteloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schaamteloos" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 31
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be