partituur
Uiterlijk
- par·ti·tuur
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘volledige notering van orkestbegeleiding’ voor het eerst aangetroffen in 1766 [1]
- via Hoogduits en Italiaans uit het Latijn partitura[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | partituur | partituren |
verkleinwoord | - | - |
- (muziek) volledige notering van een meerstemmige compositie waarin alle afzonderlijke partijen onder elkaar genoteerd staan
- Het woord partituur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "partituur" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "partituur" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ partituur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be