mochten
Uiterlijk
- Geluid: mochten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɔxtə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈmɔχtə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈmɔxtə(n)/
- moch·ten
vervoeging van |
---|
mogen |
mochten
- meervoud verleden tijd van mogen
- Wij mochten.
- Jullie mochten.
- Zij mochten.
- Wij mochten.
- ▸ Ik vond binnen vijf minuten een blokhut in de buurt voor de hele groep. Die avond zouden we eindelijk een gezonde maaltijd kunnen koken. Na de lunch mochten we erin.[1]
vervoeging van |
---|
mogen |
mochten
- aanvoegende wijs van mogen in de verleden tijd
- Artikel 103 is van toepassing op ministers in functie, voor de misdrijven die zij mochten hebben gepleegd zowel in als buiten de uitoefening van hun ambt. [1]
- Het woord mochten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers