mistroostig
Uiterlijk
- Geluid: mistroostig (hulp, bestand)
- mis·troos·tig
- In de betekenis van ‘neerslachtig’ voor het eerst aangetroffen in 1410 [1]
- Afgeleid van mistroost met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | mistroostig | mistroostiger | mistroostigst |
verbogen | mistroostige | mistroostigere | mistroostigste |
partitief | mistroostigs | mistroostigers | - |
mistroostig
- depressief stemmend, niet op te vrolijken
1. depressief stemmend, niet op te vrolijken
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
mistroostig | mistroostiger | het mistroostigst |
mistroostig
- op mistroostige wijze
- ↑ "mistroostig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ blz 73 Vluchtelingenkamp Westerbork
Volume 7 of Westerbork cahiers
Gino Huiskes, Reinhilde van der Kroef, D. Mulder
Uitgeverij Van Gorcum, 1999
ISBN 902323488X, ISBN 9789023234883 - ↑ David Mitchell Wolkenatlas vertaald door Aad van der Mijn 2005 ISBN 9021474840 pagina 9
- Het woord mistroostig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mistroostig" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be