lacrosse
Uiterlijk
- la·cros·se
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘balspel’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
- uit het Frans la crosse [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lacrosse | |
verkleinwoord |
het lacrosse o
- een veldsport waarbij de spelers een stick gebruiken met een netje waarbij het de bedoeling is de harde rubberen bal in het doel van de tegenstander te schieten
- Natuurlijk moest Valerie alle vereiste A’s halen, een ster zijn op sportgebied, lacrosse in haar geval, en intensief piano en zang studeren. In de weekenden zette ze zich in voor goede doelen. Deze zaken werden niet willekeurig gekozen, nee, dat ging in overleg met een Yale-coach. Op haar privéschool werd door haar ouders strak de vinger aan de pols gehouden, in samenwerking met de schooldecanen, die precies weten hoe ze met dit bijltje moeten hakken. Wanneer een vak wat minder ging, werd er een tutor bijgehaald. [3]
- Het woord lacrosse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lacrosse" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "lacrosse" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lacrosse op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Pia de Jong 12 april 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be