Naar inhoud springen

her

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Herher-


  • her
enkelvoud meervoud
naamwoord her herren
verkleinwoord herretje herretjes

het hero

  1. (onderwijs) herhaling van een examen als het eerste onvoldoende is geweest
     De leerlingen mogen het examen met terugwerkende kracht ongeldig laten verklaren. Ze maken het Nederlandse examen opnieuw met de herkansers. Voor de 10 leerlingen telt dit overigens niet als een her.[4]

[B] her

  1. (verouderd) hierheen
     Ingeval de wind in strijd
    Met uw doel mogt keeren:
    Toont dan door gestaêge vlijt,
    Dat ge uw vak goed meester zijt,
    En ook kunt laveren.
    Menig moet zulks, heen en her,
    En brengt toch zijn scheepje ver.
    [5]
  2. vanaf lang geleden.
    • Er liggen nog gegevens van jaren her. 
  3. ouderwetse koetsiersterm die naar links betekent.
    • Als een koetsier vroeger wilde dat zijn paard naar links ging zei hij her of haar. 
    • Van hot naar her betekent letterlijk van rechts naar links. 
86 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[6]


her

  1. alhier


her

  1. geleden


  enkelvoud meervoud
bijvoeglijk zelfstandig bijvoeglijk zelfstandig
1e persoon my mine our ours
2e persoon
(archaïsch)
thy thine - -
2e persoon your yours your yours
3e persoon
(mannelijk)
his his their theirs
3e persoon
(vrouwelijk)
her hers
3e persoon
(onzijdig)
its its

her

  1. haar

her v

  1. haar


  • her
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord hér.
Naar frequentie 31

her

  1. hier, alhier
  2. hierheen, hiernaartoe, naar... toe


  • her
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord hér.

her

  1. hier, alhier
  2. hierheen, hiernaartoe, naar... toe

her

  1. verouderde spelling of vorm van hær tot 2012
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud, m


  • her

her

  1. (bijvoeglijk) elk, ieder