gesjok
Uiterlijk
- ge·sjok
- Naamwoord van handeling van sjokken met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gesjok | |
verkleinwoord |
het gesjok o
- aanhoudend langzaam en slepend met de voeten lopen of rennen
- Zijn dribbels zijn namelijk nog geniaal. Nu kwam hij steeds in het midden van het veld aan de bal, ver van het doel. Het liep voor geen meter bij die ploeg en dan gaat het gesjok van Messi ook opvallen.’’ [1]
- Moe van het gesjok? Vaar dan een stukje mee met de ’hop on, hop off’-watertram en beleef de stad vanaf de grachten. [2]
- Het gesjok terug naar het tafeltje voor een slok water werd Van Barneveld bijna te veel. Alle fut was eruit. En toch – opeens, in geslagen positie – vond hij ergens de veerkracht om nog drie sets te winnen. [3]
- Het woord gesjok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gesjok" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Tubantia Daniël Dwarswaard 01-07-18 ‘Buiging voor Messi en Ronaldo, maar einde tijdperk is in zicht’
- ↑ De Telegraaf KIM DE KLONIA 25 mrt. 2017 ’Met alle lichtjes is Gent ’s nachts op zijn allermooist’
- ↑ NRC Wilfried de Jong 4 januari 2016 Barney
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be