geestelijk
Uiterlijk
- Geluid: geestelijk (hulp, bestand)
- gees·te·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geestelijk | geestelijker | geestelijkst |
verbogen | geestelijke | geestelijkere | geestelijkste |
partitief | geestelijks | geestelijkers | - |
geestelijk
- betrekking hebbend op de geest, de psyche
- De pasgeboren baby was geestelijk gezond.
- ▸ Ik had gehoord dat de trail geestelijk veel zwaarder zou zijn dan lichamelijk. Vooraf kon ik me hier niks bij voorstellen maar nu werd het me langzaam duidelijk.[2]
- betrekking hebbend op godsdienst
- [1] mentaal, spiritueel
Geestelijk en lichamelijk.
- Met betrekking tot de geest en het lichaam.
- Het woord geestelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geestelijk" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be