free
Uiterlijk
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
free | freer | freest |
free
- gratis
- «These newspapers are free.»
- Deze kranten zijn gratis.
- «These newspapers are free.»
- vrij
- «I am as free as a bird.»
- Ik ben zo vrij als een vogel.
- «I am as free as a bird.»
- onbezet, vrij
- «This table is free.»
- Deze tafel is onbezet.
- «This table is free.»
free
- overgankelijk bevrijden
- «He freed him from the cage.»
- Hij heeft hem bevrijd van de kooi.
- «He freed him from the cage.»