echar
Uiterlijk
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
echar |
echaba |
echado |
volledig |
echar
- e·char
- onovergankelijk gaan
- (~ a) beginnen te
- geven, ronddelen
- (~ a) spelen, wedden
- overgankelijk gooien, werpen
- uitstoten, verspreiden
- wegsturen, verjagen, verdrijven
- echar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española