cassoulet
Uiterlijk
- cas·sou·let
- uit het Frans [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cassoulet | cassoulets |
verkleinwoord | cassouletje | cassouletjes |
de cassoulet m
- ragout van diverse vleessoorten en witte bonen smeuïg gemaakt met ganzen- of eendenvet
- ▸ Deze heerlijke cassoulet met geitenkaas, kip en parelgort is gebaseerd op de Franse keuken. Aangezien je stooft de kip krijgt het gerecht bovendien een vollere smaak.[2]
- ▸ En tot slot de cassoulet. In het verhaal in VRIJ zegt de Franse chef Yves Coster van Yves Delicatesse zeer duidelijk dat het pas lekker is al je het twee keer warm maakt. En zo is het. Drie keer nog lekkerder. Ganzenvet, zeggen de Franse recepten maar dat hoeft niet. Olijfolie is ook goed. Wel een lekker vet worstje nemen.[3]
- Het woord cassoulet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cassoulet" herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ cassoulet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Recept van de dag: Cassoulet met geitenkaas, kip en parelgort” (26-09-2018), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Niet voor spek en bonen” (08 feb. 2019), De Telegraaf
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be