behaviorisme
Uiterlijk
- be·ha·vi·o·ris·me
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘richting in psychologie’ voor het eerst aangetroffen in 1928 [1]
- afgeleid van het Engelse behaviour met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | behaviorisme | - |
verkleinwoord | - | - |
het behaviorisme o
- (psychologie) richting in de psychologie die zich uitsluitend bezighoudt met waarneembaar gedrag van mens en dier
- John Watson (1878-1958), de grondlegger van het behaviorisme, vond dat moeders hun kinderen niet moesten verpesten met affectie. Met emotionele binding en gedrag zoals knuffelen en kussen zou je onzekere slapjanussen kweken. Zo voedde hij ook zijn eigen drie kinderen op. Zij kampten op latere leeftijd alle drie met grote psychische problemen, die ze weten aan hun liefdeloze, afstandelijke opvoeding. De oudste zoon pleegde zelfmoord, de dochter en andere zoon deden er pogingen toe. [3]
- Het woord behaviorisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "behaviorisme" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "behaviorisme" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ behaviorisme op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.volkskrant.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be