Naar inhoud springen

Zuider Stoomtramweg-Maatschappij

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De Zuider Stoomtramweg-Maatschappij (ZSM) is een voormalig openbaarvervoerbedrijf uit de Nederlandse provincie Noord-Brabant. ZSM was het eerste stoomtrambedrijf in Noord-Brabant en het tweede in Nederland. De ZSM exploiteerde de tramlijn Breda - Oosterhout, de tramlijn Oosterhout - Tilburg en de tramlijn Oosterhout - Keizersveer.

Oprichting en bedrijfsleiding

[bewerken | brontekst bewerken]

Op 1 maart 1879 gaf het ministerie van Handel en Nijverheid een concessie af voor het aanleggen van tramsporen langs de Rijksweg van Breda naar Oosterhout. Deze werd aangelegd in Kaapspoor (1067 mm). De concessies gingen naar dhr. S. Brons en J. Levelt. Deze richtten samen op 3 juni 1880 in Breda de Zuider Stoomtramweg-Maatschappij (ZSM) op. Na het verkrijgen van vergunningen van de gemeenten Breda en Oosterhout werd op 10 juli de concessie overgedragen aan ZSM en werd dhr. Levelt een van de commissarissen terwijl de weg van dhr. Brons zich afscheidde.

De eerste directeur was Jhr. J.H. van Reigersberg Versluys die echter reeds op 1 januari 1883 wegging om directeur te worden van de Gooische Stoomtram. Op 15 januari 1883 nam C.F. Loder zijn functie over. Voorheen was hij adjunct-inspecteur der Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. Wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd werd hij op 1 januari 1918 opgevolgd door de heer G.J. van Wieringhen Borski, die voorheen chef van exploitatie was bij Tramweg-Maatschappij De Meijerij (TM).

Aanleg tramlijn Breda - Oosterhout

[bewerken | brontekst bewerken]

De aanleg van de lijn vond plaats na het verkrijgen van de vergunningen en op 26 september 1880 werd de lijn geopend. De lijn begon in Breda bij het station van de Staatsspoorwegen. De tram reed aanvankelijk 5 keer per dag op en neer. De werkplaats en remise kwam in Breda te liggen.

ZSM vervoerde in het begin alleen passagiers. Poststukken werden in de personenwagens mee vervoerd. Pas enige tijd later werden goederenwagens aangekoppeld. ZSM had hoge verwachtingen van goederenvervoer en tot 1883 was er een stijging in de vervoerde goederen. Maar deze nam spoedig af en in 1886 staakte ZSM het goederenvervoer voor het grootste deel.

Op 1 april 1881 opende ZSM de tramlijn Oosterhout - Willemsveer en op 19 juni 1881 werd dit traject verlengd naar Keizersveer. Tot 28 januari 1882 kon op het laatste deel niet met de stoomtram gereisd worden omdat de brug bij Raamsdonk de locomotieven niet aankon. Tot de opening van de nieuwe brug werd dit stuk bediend door een paardentram. In 1882 werd de werkplaats in Breda vergroot maar de capaciteit bleef te klein waardoor reparaties gedeeltelijk uitbesteed moesten worden.

Concurrentie en samenwerking in Tilburg

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1896 projecteerde ZSM een nieuwe lijn van Kaatsheuvel via Dongen naar Tilburg. ZSM begon concurrentie te ondervinden van de Hollandsche Buurtspoorwegen (HB), dat lijnen wilde aanleggen van Dongen naar Waalwijk en Dongen naar Tilburg. Onderzoek raadde ZSM af om een concessie aan te vragen. Toen HB plannen maakte voor een lijn van Waalwijk via Kaatsheuvel naar Dongen besloot ZSM toch de tramlijn Dongen - Tilburg aan te leggen uit vrees voor concurrentie. Eind 1899 werden vergunningen aangevraagd en in 1902 werd de concessie afgegeven. In Tilburg ondervond ZSM problemen van HB, die inmiddels de lijn Waalwijk - Tilburg exploiteerde. Deze weigerde ZSM toegang tot haar spoor te verlenen waardoor het voor ZSM niet mogelijk was om een lucratief eindpunt bij het treinstation van de Staatsspoorwegen in Tilburg te realiseren. ZSM probeerde daardoor een alternatieve route aan te leggen, maar het bestuur van de stad werkte dit tegen. In 1901 stelde HB zich dan toch bereid om haar spoor te delen met ZSM en ZSM kocht enkele panden langs het spoor om een emplacement aan te leggen. Door de samenwerking tussen de twee stoomtrambedrijven besloot de stad een stuk grond langs het spoor te kopen om een gezamenlijk emplacement voor ZSM en HB aan te leggen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog ging het bergafwaarts. Brandstof was schaars waardoor de prijzen omhoog gingen waardoor reizigers wegbleven. Na de oorlog werd dit door de komst van de autobus niet beter. Particulieren begonnen te concurreren met de tram. Het eerste bedrijf Aurora werd door ZSM met eigen autobussen bestreden en exploiteerde sindsdien naast stoomtrams ook enkele autobussen. De situatie ging echter achteruit en in mei 1931 werden de complexen in Breda ontruimd en verkocht. Van de NS kreeg ZSM een stuk grond beschikbaar waar een autobusgarage werd opgezet. Hier werd ook een kleine stalling voor de tramrijtuigen gebouwd. De werkplaatsen gingen naar Oosterhout. Vanaf 15 mei 1932 legde de ZSM buslijnen parallel aan al haar tramlijnen aan. Vanaf 7 oktober 1934 reden er geen personentrams meer en de goederentrams reden nog tot 7 oktober 1936 op de lijn Breda - Oosterhout Willemsveer en tot 11 januari 1937 op de lijn Oosterhout - Dongen - Tilburg.

Fusie tot BBA

[bewerken | brontekst bewerken]

Reeds in maart 1931 had ZSM plannen om te fuseren met de Zuid-Nederlandsche Stoomtramweg-Maatschappij (ZNSM). De overheid stond dit echter niet toe. Deze wilde alle noodlijdende stoomtramwegmaatschappijen in Noord-Brabant samenvoegen. Daarvoor werd op 29 juni 1934 de Brabantsche Buurtspoorwegen en Autodiensten opgericht. Samen met de andere vijf stoomtramwegmaatschappijen droeg ZSM haar concessies over aan de nieuwe BBA. De eigendommen werden verhuurd aan BBA. Op 1 juli 1935 droegen alle bedrijven ook hun bezittingen over waardoor ze ophielden te bestaan als actieve tramwegmaatschappijen. De ZSM droeg het volgende materieel over: 9 locomotieven, 20 rijtuigen, 62 goederenwagens, 1 motorwagen, 4 autobussen en 11 vrachtwagens. ZSM werd een slapende maatschappij en kreeg een deel van de aandelen van de BBA, 1/6 van de aandelen die naar de gezamenlijke voormalige tramwegmaatschappijen ging. Op 7 oktober 1934 staakte BBA de laatste tramlijnen van ZSM en ging volledig over op autobussen.

Trammaterieel ZSM

[bewerken | brontekst bewerken]
Soort materieel Nummering Bouwjaar Fabrikant Jaar laatste buiten dienststelling Opmerkingen
2-assige stoomtramlocomotief 1-6 1880 (1-3), 1881 (4-6) SLM te Winterthur 1908-1918 Trekkracht: 1170 kg
2-assige stoomtramlocomotief 7 1889 Backer & Rueb, Breda 1935 Trekkracht: 1310 kg
2-assige stoomtramlocomotief 8-15 1901 (8), 1902 (9-10), 1904 (11), 1907 (12-13) en 1908 Hanomag, Hannover-Linden 1937 Trekkracht: 2160 kg. Een messing schaalmodel van type wordt gemaakt door het bedrijf ETCh Models.
Verbrandingsmotorrijtuig (1) 1922 DWK ? ? Trekkracht: 100 pk. Een messing schaalmodel van type wordt gemaakt door het bedrijf ETCh Models.
Verbrandingsmotorrijtuig (AB 40) 1924 DWK, Kiel ? Trekkracht: 120 pk
Verbrandingsmotorrijtuig Railbus 1932 Minerva ? Trekkracht: ? pk
Rijtuig I 1-3 1880 Beijnes, Haarlem 1935 14 zitplaatsen
Rijtuig II 4-7 1880 Beijnes, Haarlem 1935 16 zitplaatsen
Rijtuig II 8-13 1881 Beijnes, Haarlem 1935 16 zitplaatsen
Rijtuig I 14-16 1881 Beijnes, Haarlem 14 zitplaatsen
Rijtuig II 14' 1889 Beijnes, Haarlem 1935 16 zitplaatsen
Rijtuig I 17-19 1899 Métallurgique Nijvel 1935 16 zitplaatsen
Rijtuig I/II 20-22 1904 Pennock & Co., 's-Gravenhage 1937 32 zitplaatsen. Een messing schaalmodel van type wordt gemaakt door het bedrijf ETCh Models.
Rijtuig I/II 23-24 1905 Pennock & Co., 's-Gravenhage 1937 32 zitplaatsen
Rijtuig II 25 1904 Pennock & Co., 's-Gravenhage 1935 42 zitplaatsen
Rijtuig II 26-27 1898 (1922 bij ZSM) Métallurgique Nijvel 1935 30 zitplaatsen
Rijtuig I/II 28-29 1909 (1922 bij ZSM) Allan, Rotterdam 1935 34 zitplaatsen
Rijtuig II 30-31 1889 (1923 bij ZSM) The Falcon Engine & Car Works Corp., Loughborough 1936 30 zitplaatsen
Rijtuig I/II 32 1899 (1923 bij ZSM) The Falcon Engine & Car Works Corp., Loughborough 1935 40 zitplaatsen
Rijtuig II 33-34 1927 (1929 bij ZSM) Ateliers de construction à Roeulx 1937 30 zitplaatsen
Gesloten goederenwagen type 5 1-3 1880 Beijnes, Haarlem 1936 l.o.b. 4040 mm. Laadoppervlakte: 7,12 m².
Gesloten goederenwagen type 5 4 1883 Beijnes, Haarlem 1936 l.o.b. 4040 mm. Laadoppervlakte: 7,12 m².
Open goederenwagen type 7 5-6 1883 Beijnes, Haarlem 1918 Laadoppervlakte: 7,19 m².
Open goederenwagen type 7 7-8 1886 Beijnes, Haarlem 1936 l.o.b. 5030 mm. Laadoppervlakte: 8,29 m².
Open goederenwagen type 7 9-10 1888 Beijnes, Haarlem 1936 l.o.b. 5030 mm. Laadoppervlakte: 8,29 m².
Gesloten goederenwagen type 5 11 1884 Waggonfabrik Herbrand, Köln-Ehrenfeld 1934 ex-RTM/IJSM. l.o.b. 4550 mm. Laadoppervlakte: 5,83 m².
Open goederenwagen type 10 12-13 1893 Beijnes, Haarlem 1936 l.o.b. 5300 mm. Laadoppervlakte: 8,29 m².
Gesloten goederenwagen type 10 14-15 1897 Métallurgique Nijvel 1936 l.o.b. 4760 mm. Laadoppervlakte: 7,79 m².
Open goederenwagen type 10 16-17 1897 Métallurgique Nijvel 1936 l.o.b. 4600 mm. Laadoppervlakte: 8,15 m².
Open goederenwagen type 10 18-21 1901 Métallurgique Nijvel 1936 l.o.b. 4600 mm. Laadoppervlakte: 8,15 m².
Gesloten goederenwagen type 10 22-23 1901 Métallurgique Nijvel 1936 l.o.b. 4760 mm. Laadoppervlakte: 7,79 m².
Open goederenwagen type 10 24-39 1902 Nijmeegsche Machine Fabriek (NMF) 1936 l.o.b. 5180 mm. Laadoppervlakte: 7,85 m².
Bagagewagen type 5 40-42 1905 Pennock & Co., 's-Gravenhage 1936 l.o.b. 5180 mm. Laadoppervlakte: 8,11 m².
Platte wagen type 8 43-44 1907 Nijmeegsche Machine Fabriek 1936 l.o.b. 5180 mm. Laadoppervlakte: 7,60 m².
Open goederenwagen type 8 45-50 1907 Nijmeegsche Machine Fabriek 1936 l.o.b. 5180 mm. Laadoppervlakte: 7,85 m².
Open goederenwagen type 10 51-62 1916 Nijmeegsche Machine Fabriek 1936 l.o.b. 5180 mm. Laadoppervlakte: 7,90 m².
Gesloten goederenwagen type 10 5n 1924 ZSM, Tilburg 1936 l.o.b. 5950 mm. Laadoppervlakte: 8,60 m².
Gesloten goederenwagen type 10 2n 1926 ZSM, Tilburg 1937 l.o.b. 5950 mm. Laadoppervlakte: 8,60 m².
Rolbok 1-3 1880 SLM te Winterthur Onbekend l.o.b. 7000 mm.
Rolbok 4-5 1881-1882 SLM te Winterthur 1917 l.o.b. 7000 mm.

Het bedrijf ETCh Models maakt diverse schaalmodellen van trammaterieel van de ZSM.