Naar inhoud springen

Willem Blaeu

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Willem Blaeu
Willem Blaeu
Algemene informatie
Land Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Geboortedatum 1571
Geboorteplaats Alkmaar
Overlijdensdatum 1638
Overlijdensplaats Amsterdam
Werk
Beroep cartograaf, uitgever, instrumentmaker, astronoom, prentkunstenaar
Werkplaats Amsterdam, Amsterdam
Familie
Familie Blaeu
Kinderen Joan Blaeu, Cornelis Blaeu, Willem Blaeu
Persoonlijk
Talen Nederlands, Latijn
Moedertaal Nederlands
De informatie in deze infobox is afkomstig van Wikidata.
U kunt die informatie bewerken.

Willem Jansz. Blaeu (Uitgeest of Alkmaar, 1571Amsterdam, 1638) was een Nederlandse cartograaf en globemaker. De naam Blaeu (in het Latijn: Caesius) is hij pas na 1620 min of meer officieel gaan voeren.

Inferioris Germaniae Provinciarum Nova Descriptio (1604)

Willem Jansz. werd geboren als de zoon van een welvarende, doopsgezinde haringkoopman. Hij werkte eerst als timmerman en klerk bij Cornelis Hooft en bij een van de burgemeesters van Amsterdam die getrouwd was met Anna, een nicht van Willem.[bron?] Willem had echter meer interesse voor de wetenschap en in de winter van 1595 trok hij voor een half jaar naar het Deense eiland Ven. Daar ging hij in de leer bij de Deense astronoom Tycho Brahe, van wie hij instrumenten en globes leerde maken.

Terug in Nederland vestigde hij zich eerst in Alkmaar en trouwde met Maertgen Cornelisd. Ook zijn zoon Joan werd daar geboren. Rond 1598/99 verhuisde hij naar de Korte Nieuwedijk in Amsterdam. Op 5 november 1599 kocht Willem een stuk grond op de Lastage. Vanuit zijn huis had hij iedere dag uitzicht op de schepen en de haven. Hij legde zich toe op het maken en verkopen van globes, in diameter variërend van 10 tot 68 cm en astronomische & nautische instrumenten. Informatie die van belang was voor het maken van de later uit te geven (zee)kaarten werd aangeleverd door zeelieden als Frederik Houtman en Pieter Keyser.

Eenmaal in goeden doen – in 1605 – verhuisde hij naar het Damrak. Destijds werd dat 'Op het water' genoemd. Het pand heette de vergulde Sonnewijser. Waarschijnlijk een verwijzing naar een van de vele instrumenten die hij tijdens z'n opleiding had leren kennen. Het was daar dat hij begon met het het zelf maken van landkaarten; een van de eerste (1604) was de kaart: Inferioris Germaniae Provinciarum Nova Descriptio. In 1605 bracht hij zijn eerste wereldkaart uit, Nova universi terrarum orbis mappa.

Er verschenen, in navolging van de publicaties van Waghenaer en Willem Barentsz ook zeemansgidsen. Vanaf 1608 begon de uitgave van Het Licht Der Zeevaart met 115 pagina's tekst en 19 kaarten. In de loop der jaren werd dit werk uitgebreid, verbeterd en vertaald in het Frans en Engels. In 1623 verscheen Zeespiegel, inhoudende een korte Onderwijsinghe inde Konst der Zeevaert, &c.. Dit werk bestond in eerste instantie uit drie delen en bevatte 111 kaarten, in 1638 werd het uitgebreid met het vierde deel over de Middellandsche Schipvaert. Deze uitgaven vormden de hoofdmoot van de uitgeverij. Al in 1619 (het jaar dat Blaeu's privilege afliep) kreeg Blaeu echter concurrentie van z'n buurman Johannes Janssonius, die de zeemansgidsen kopieerde en ook op de markt bracht. Ook z'n overbuurman Jacob Aertsz. Colom begon in 1632 met het uitgeven van een zeemansgids: De Vijerighe Colom.

Alhoewel Blaeu het meest bekend is dankzij z'n activiteiten als cartograaf en uitgever was hij ook bezig met de wetenschap. Zo ontdekte hij in het begin van de 17e eeuw twee nieuwe sterren. Hij was ook zeer geïnteresseerd in het berekenen van de omtrek van de aarde. Daartoe voerde hij in 1629 metingen uit van Hoek van Holland tot Texel. De bepaling van de lengtegraden op zee had z'n speciale aandacht. Hij nam deel aan de beoordeling van de methode van Galileo Galilei om de lengtegraad te bepalen aan de hand van de manen van Jupiter. Mede omdat er nog geen accurate tijdmeting mogelijk was op zee was het bepalen van de lengtegraad tot ver in de 18e eeuw een netelig probleem. Verkeerde inschatting kon namelijk tot schipbreuk leiden. Vandaar het relatief groot aantal strandingen op de Westkust van Australië. Dit gebeurde met onder andere de Batavia (1629), de Vergulde Draeck (1656), de Zuytdorp (1711) en de Zeewijk (1726).

Na verloop van tijd werd het de gewoonte om op de titelpagina een afbeelding te plaatsen van een drukkersmerk. Eerst gebruikte Blaeu een afbeelding van een weegschaal met in de ene schaal een aard- en in de andere een hemelglobe, als onderschrift: Praestat (Wat Het Zwaarst Weegt). Na 1621 werd het 'de Vergulde Sonnewijser', met aan weerszijden figuren uit de Griekse mythologie: Chronos en Heracles. Daaronder de spreuk: Indefessus Agendo (Onvermoeibaar Bezig). In de meest kostbare (ingekleurde) edities werd de zonnewijzer daadwerkelijk verguld met bladgoud.

Op de nieuwe locatie gaf hij werk aan de gevluchte predikant/dichter Dirck Raphaelsz. Camphuysen. Johan Philip Lansberg droeg een werk aan hem op.

Blaeu bleef op de hoogte met de nieuwste bevindingen van de astronomen, schippers, kapiteins en zeelieden. Om verwarring met z'n buurman/concurrent Janssonius te vermijden voegde hij rond 1621 aan z'n naam Willem Jansz het achtervoegsel Blaeu toe.

In 1633 werd hij aangesteld als kaartenmaker van de VOC en als examinator van de VOC-stuurlieden. In 1637 werd het bedrijf verplaatst naar de Bloemgracht. Lang heeft hij daar niet gewerkt want een jaar later stierf hij en op 21 oktober 1638 werd hij begraven in de Nieuwe Kerk. Zijn bedrijf werd voortgezet door zijn zonen Joan en Cornelis.

Titelblad van Le Theatre du monde, 1635

1631 was het jaar waarin hij zijn eerste atlas[1] uitgaf, met zo'n 60 kaarten en begeleidende teksten. Van deze 60 kaarten waren 13 kaarten reeds eerder door Blaeu uitgegeven. De atlas werd deels aangevuld met de 37 koperplaten die in 1629 waren overgenomen van Jodocus Hondius (II). Het werk is bekend onder de titel Appendix en was bedoeld als aanvulling op de reeds bekende atlassen van Ortelius en Mercator. Na een jaar bestond het werk al uit twee delen met in totaal 99 kaarten. In de loop der jaren werd het werk verder uitgebreid en vernieuwd.

Deze uitgave kan gezien worden als de tweede impuls voor de felle concurrentiestrijd tussen de firma Blaeu en de firma Hondius/Janssonius. De laatsten begonnen namelijk direct met het kopiëren van de door Jodocus II verkochte kaarten en namen deze op in hun uitgaves van de zgn. Mercator-Hondius atlassen. Sindsdien werd er over en weer naar hartenlust gebruikgemaakt van elkaars kaarten.

De titel van de atlas werd in 1634 gewijzigd in Theatrum Orbis Terrarum (Tooneel der Wereld), een expliciete verwijzing naar de atlas van Ortelius (1570) en de eerste eendelige uitgave hiervan was in het Duits. Hij bevatte 159 kaarten. Er was nu geen sprake meer van een "appendix", het was een complete atlas geworden. Er volgden vertalingen in het Nederlands, Frans en Latijn en het werd weer tweedelig, met zo'n 208 kaarten. ook deze atlas werd steeds verder uitgebreid en vernieuwd en ging uit steeds meer delen bestaan.

Na Willem Jansz.'s dood bleef de atlas zich verder ontwikkelen. Op het laatst was de atlas bekend onder de naam Atlas Maior, Grooten Atlas of Geographiae Blavianae. Deze atlas zou in de loop van de 17e eeuw uitgroeien tot een van de grootste en kostbaarste uitgaves op cartografisch gebied. Er zijn edities bekend die uit 14 verschillende boeken bestaan en rond de 600 kaarten bevatten.

Nova totius terrarum orbis geographica ac hydrographica tabula, 1635
  • Aardglobe (1599)
  • Hemelglobe (1603)
  • Nieuw Graetboeck (1605)
  • Nywe Paskaerte (1606)
  • Tafelen van de declinatie der Sonne (1623)
  • Tafelen van de breedte van de opgang der Sonne (z.j.)
  • Pascaarte van alle de zeecusten van Europa (1625)
  • Tweevoudigh onderwijs van de Hemelsche en Aerdsche globen; In 1634 uit het Latijn vertaald door Maarten van den Hove die het gebruikte bij zijn onderwijs aan het Athenaeum Illustre.
  • Atlas Novus, voluit Theatrum Orbis Terrarum, sive, Atlas Novus (1635) In eerste instantie 2 delen in diverse talen: Latijn, Duits, Nederlands Frans, Engels & Spaans.

Literaire uitgaven

[bewerken | brontekst bewerken]

Willem Blaeu was niet alleen cartograaf, maar ook uitgever, onder andere van grote namen zoals zijn neef P.C. Hooft, Roemer Visscher, Adriaan Metius, Vondel, Descartes, Snellius, Barlaeus, Hugo de Groot en Vossius.

In 1611 ondernam Blaeu de uitgave van een naar zijn winkel genoemde reeks 'Vergulde Sonnewyser', waarin als eerste een bundel liefdesemblemata van Hooft verscheen, Emblemata amatoria. De daaropvolgende titels waren Hoofts Geeraerdt van Velsen (1613), Granida (1615, herdruk 1620), Baeto (1626) en de biografie van Henrik de Groote (1626). Van Roemer Visscher verschenen Sinnepoppen (1614, herdruk 1618) en van Daniël Heinsius de Nederduytsche poemata (1616) en de Thronus Cupidinis (1618). Ook herdrukte hij werk van Jacob Cats. Blaeu wierp zich vanaf 1626 op als uitgever en beschermer van Vondel. Literatuurhistoricus Karel Porteman typeert met name de embleemboeken uit de serie als 'grafische pronkstukjes', waarbij hij het eerstgenoemde werk van Hooft kwalificeert als "beslist het elegantste specimen uit het genre van de typisch Nederlandse liefdesemblematiek".[2]

Vondel schreef over Blaeu: "Hij zet u geen feestmaal van taart of marsepein voor, ... , maar kaarten, graadbogen, astrolabia en globes, hol van binnen en bol van buiten, beschilderd met figuren en wonderlijk gekke afbeeldingen. Hij laat boeken het licht zien waarvoor zeelui hem dankbaar zijn: hij peilt de ondiepe plaatsen en waarschuwt voor de banken, wijde inhammen en bochtige baaien ..."

Groningen uitgave 1645
Zie Joan Blaeu voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Joan Blaeu, zijn zoon, zette het bedrijf voort samen met zijn jongere broer Cornelis. Zijn andere broer Willem (niet te verwarren met Willem II Blaeu, de zoon van Joan) trouwde met de weduwe van Gillis Claesz. de Hondecoeter, Anna Spiering (dochter van Francois Spiering) en beheerde de lettergieterij en het magazijn op de Bloemgracht.[bron?] Cornelis overlijdt in 1644 en Willem in 1647[3] waarna Joan het bedrijf alleen verder zet.[4]

De atlassen die Willem Blaeu samen met zijn zoon maakte waren in de 17e eeuw de meest gedetailleerde ooit gemaakt. Desgewenst in aantrekkelijke kleuren en/of verlucht met bladgoud. Het bekendste voorbeeld hiervan is de Atlas Maior, uitgegeven vanaf 1662.

In 1670 werd de drukkerij verplaatst naar de Gravenstraat, sinds jaar en dag Blaeu-erf geheten. Het pand brandde twee jaar later tot de grond toe af. De schade was aanzienlijk, volgens Jan van der Heyden, die de brand beschreef.

In het Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam zijn diverse kaarten tentoongesteld. Ook in het Tresoar te Leeuwarden is een exemplaar te bezichtigen. In het Zeeuws maritiem muZEEum te Vlissingen is een virtuele versie van de atlas te zien die indertijd aan Michiel de Ruyter werd geschonken. Ook zijn er werken die deel uit maken van de Fagel Collectie en zich bevinden in het Trinity College in Dublin.

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie Willem Blaeu van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.