Clepsydrops
Clepsydrops Status: Uitgestorven Fossiel voorkomen: Carboon | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Clepsydrops colleti | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||
Clepsydrops Cope, 1875 | |||||||||||||||
Typesoort | |||||||||||||||
Clepsydrops collettii | |||||||||||||||
Skelet van Clepsydrops | |||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||
Clepsydrops op Wikispecies | |||||||||||||||
|
Clepsydrops[1][2] is een geslacht van uitgestorven synapsiden uit het vroege Laat-Carboon, dat verwant was aan Archaeothyris. De naam betekent 'zandloperverschijning' (Grieks klepsydra = 'zandloper' en Grieks oops = 'oog, gezicht, uiterlijk').
Edward Drinker Cope benoemde in 1875 de typesoort Clepsydrops collettii. De geslachtsnaam verwijst naar de vorm van de dwarsdoorsnede van de wervels. De soortaanduiding eert geoloog John Collett.
Het holotype FMNH UC 6530 is gevonden bij de Vermillion River, bij Danville, Vermilion County, Illinois in een laag van de Mcleansboroformatie. Het bestaat uit een partij wervels.
In 1877 benoemde Cope een Clepsydrops pedunculatus op basis van holotype UC 6534 en een Clepsydrops vinslovii op basis van holotype FMNH UC 6532, alles bestaande uit wervels. Aan de laatste soort werden echter ook botten van de ledematen toegewezen.
Synapsida is de groep (of clade) die zoogdieren omvat, maar de term wordt voornamelijk gebruikt om te verwijzen naar de vroegste leden. Net als veel andere vroege landbewonende amnioten, had het waarschijnlijk een dieet van insecten en kleinere dieren. Het legde waarschijnlijk eieren op het land in plaats van in het water, zoals de meeste amniotische tetrapoden deden.
Een paleobiologisch inferentiemodel voor het dijbeen suggereert een landbewonende levensstijl voor Clepsydrops, wat betreft zijn recentere verwant Ophiacodon. Dit komt overeen met zijn vrij dunne, compacte cortex. Zijn kaken waren iets geavanceerder dan die van andere vroege amniote tetrapoden zoals Paleothyris en Hylonomus.
Literatuur
- E. D. Cope. 1875. On fossil remains of Reptilia and fishes from Illinois. Proceedings of the Academy of Natural Sciences of Philadelphia 27(1):404-411
- E. D. Cope. 1877. On the Vertebrata of the bone bed in eastern Illinois. Proceedings of the American Philosophical Society 17:53-63
- E. C. Case. 1907. Revision of the Pelycosauria of North America. Carnegie Institution of Washington 55:3-176
- A. S. Romer and L. I. Price. 1940. Review of the Pelycosauria. Geological Society of America Special Paper 28:1-538
- A. S. Romer. 1961. A large ophiacodont pelycosaur from the Pennsylvanian of the Pittsburgh region. Breviora 144:1-7
- R. R. Reisz. 1986. Pelycosauria. Handbuch der Paläoherpetologie / Encyclopedia of Paleoherpetology 17A:1-102
- M. Laurin and V. De Buffrénil. 2016. Microstructural features of the femur in early ophiacodontids: A reappraisal of ancestral habitat use and lifestyle of amniotes, Comptes Rendus Palevol, vol.15, issue.1-2, pp. 115-127.
Noten
- ↑ Clepsydrops. www.prehistoric-wildlife.com. Gearchiveerd op 29 januari 2023. Geraadpleegd op 29-01-2023.
- ↑ Fossilworks: Clepsydrops. www.fossilworks.org. Geraadpleegd op 29-01-2023.
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Clepsydrops op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.