• ha·ven·werk
enkelvoud meervoud
naamwoord havenwerk havenwerken
verkleinwoord

het havenwerko [1]

  1. (scheepvaart) gebouwen en voorzieningen van een haven
     Hoeveel van zulke bevelen heeft hij gekregen, sind die eerste, in de tuin van het Casino in Mainz? Zal dit het bevel zijn dat Amsterdam moet worden bezet? „Hertog van Arcole, Morgen zal ik met mijn geliefde gemalin in de stad Antwerpen aankomen om er de havenwerken te bezichtigen.[2]
     Van de vele duizenden vondsten die deze opgraving heeft opgeleverd, bestond een belangrijk deel uit hout. Naast hout afkomstig van de op het terrein aanwezige bebouwing of van de steigers en andere havenwerken trof men ook vele honderden houten gebruiksvoorwerpen aan. Dat er op deze plek zoveel relatief goed bewaarde houten voorwerpen zijn teruggevonden, heeft alles te maken met de bodemgesteldheid op deze plek. Hout blijft namelijk alleen lang goed wanneer het in een (vochtige) zuurstofarme omgeving wordt bewaard. En hier bij Velsen lag het eeuwenlang opgeslagen onder een dikke laag klei.[3]
  2. werk dat verricht wordt in een haven
     'Gevaarlijkste havenwerk vaak gedaan door ongetrainde bemanning'[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johanna van Ammers-Küller
    “Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723
  3.   Weblink bron “Houten schat krijgt extra glans” (24 augustus 2021), NewScientist
  4.   Weblink bron
    Gidi Pols
    “'Gevaarlijkste havenwerk vaak gedaan door ongetrainde bemanning'” (Maandag 16 oktober 2023, 12:18), NOS