havenen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van havenen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | havenen | te havenen | ||||||||
toekomend | zullen havenen | te zullen havenen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gehavend | te hebben gehavend | ||||||||
toekomend | gehavend zullen hebben | gehavend te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
havenend | gehavend | ev. haven |
mv. verouderd havent |
havene | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | haven | havent | havent | havent | havent | havenen | havenen | havenen | |||
verleden (o.v.t.) | havende | havende | havende | havende | havende | havenden | havenden | havenden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal havenen | zult/zal havenen | zult/zal havenen | zult havenen | zal havenen | zullen havenen | zullen havenen | zullen havenen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou havenen | zou havenen | zou(dt) havenen | zoudt havenen | zou havenen | zouden havenen | zouden havenen | zouden havenen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gehavend | hebt gehavend | hebt/heeft gehavend | hebt gehavend | heeft gehavend | hebben gehavend | hebben gehavend | hebben gehavend | |||
verleden (v.v.t.) | had gehavend | had gehavend | had gehavend | hadt gehavend | had gehavend | hadden gehavend | hadden gehavend | hadden gehavend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehavend hebben | zal/zult gehavend hebben | zult/zal gehavend hebben | zult gehavend hebben | zal gehavend hebben | zullen gehavend hebben | zullen gehavend hebben | zullen gehavend hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehavend hebben | zou gehavend hebben | zou/zoudt gehavend hebben | zoudt gehavend hebben | zou gehavend hebben | zouden gehavend hebben | zouden gehavend hebben | zouden gehavend hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gehavend worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gehavend | er is gehavend | |||||||||
verleden | er werd gehavend | er was gehavend | |||||||||
toekomend | er zal gehavend worden | er zal gehavend zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gehavend worden | er zou gehavend zijn | |||||||||
lijdende vorm gehavend worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gehavend worden | gehavend te worden | ||||||||
toekomend | gehavend zullen worden | gehavend te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gehavend zijn | gehavend te zijn | ||||||||
toekomend | gehavend zullen zijn | gehavend te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gehavend | wordt gehavend | wordt gehavend | wordt gehavend | wordt gehavend | worden gehavend | worden gehavend | worden gehavend | |||
verleden (o.v.t.) | werd gehavend | werd gehavend | werd gehavend | werdt gehavend | werd gehavend | werden gehavend | werden gehavend | werden gehavend | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gehavend worden | zult gehavend worden | zult gehavend worden | zult gehavend worden | zal gehavend worden | zullen gehavend worden | zullen gehavend worden | zullen gehavend worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gehavend worden | zou gehavend worden | zou/zoudt gehavend worden | zoudt gehavend worden | zou gehavend worden | zouden gehavend worden | zouden gehavend worden | zouden gehavend worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gehavend | bent gehavend | bent/is gehavend | zijt gehavend | is gehavend | zijn gehavend | zijn gehavend | zijn gehavend | |||
verleden (v.v.t.) | was gehavend | was gehavend | was gehavend | waart gehavend | was gehavend | waren gehavend | waren gehavend | waren gehavend | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehavend zijn | zult gehavend zijn | zult gehavend zijn | zult gehavend zijn | zal gehavend zijn | zullen gehavend zijn | zullen gehavend zijn | zullen gehavend zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehavend zijn | zou gehavend zijn | zou/zoudt gehavend zijn | zoudt gehavend zijn | zou gehavend zijn | zouden gehavend zijn | zouden gehavend zijn | zouden gehavend zijn |