duinpad
  • duin·pad
enkelvoud meervoud
naamwoord duinpad duinpaden
verkleinwoord duinpaadje duinpaadjes

het duinpado

  1. een pad in de duinen dat vaak met schelpen is verhard
    • De Kop van Noord-Holland ontdekt u op de fiets, trappend over duinpaden door de groene omgeving. Het duingebied Het Zwanenwater is ruim 600 hectare groot en is een beschermd natuurgebied. Als natuurliefhebber kunt u hier uw hart ophalen wanneer u wilde orchideeën, aalscholvers en lepelaars ontdekt.[2] 
    • De fietser van Wilfried de Jong, een ik-verteller die het asfalt van Frankrijk, Italië, New York en de duinpaden van Scheveningen en Noordwijk beklimt, maakt nogal wat mee op zijn 'Pay-go-ready'-racefiets. Een Pegoretti, voor de kenners.[3] 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 04 aug. 2017
  3. Volkskrant SIMONE VAN SAARLOOS 19 mei 2012
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be