• duin·grond
enkelvoud meervoud
naamwoord duingrond duingronden
verkleinwoord

de duingrondm

  1. de grondsoort die men in de duinen vindt
     Wellicht is hij daarna vertrokken naar Scheveningen. In het avondlicht doemt op een schilderij van Paul Gabriel de mogelijke bestemming op. Een gloednieuw hotel met een koepel en drie torens. Voor het Kurhaus ligt, uitgestrekt en verlaten, de woeste duingrond. Het is alsof de schilder waarschuwt.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “In de 19e eeuw ontstond de nieuwe stad waar het leven nooit stilstaat” (Donderdag 13 april 2017, 10:16), NOS