Aller au contenu

voltrekken

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Verbe dérivé de trekken, avec le préfixe vol-.
Présent Prétérit
ik voltrek voltrok
jij voltrekt
hij, zij, het voltrekt
wij voltrekken voltrokken
jullie voltrekken
zij voltrekken
u voltrekt voltrok
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben voltrekkend voltrokken

voltrekken

  1. Accomplir, assurer, remplir, réaliser.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 96,9 % des Flamands,
  • 98,3 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]