weglopen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search

Dutch

[edit]

Etymology

[edit]

From Middle Dutch wechlôpen. Equivalent to weg +‎ lopen.

Pronunciation

[edit]
  • IPA(key): /ˈʋɛxˌloː.pə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: weg‧lo‧pen

Verb

[edit]

weglopen

  1. (intransitive) to walk away, to walk off
  2. (intransitive, of fluids) to stream away, to run off
    Synonym: wegvloeien

Conjugation

[edit]
Conjugation of weglopen (strong class 7, separable)
infinitive weglopen
past singular liep weg
past participle weggelopen
infinitive weglopen
gerund weglopen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular loop weg liep weg wegloop wegliep
2nd person sing. (jij) loopt weg, loop weg2 liep weg wegloopt wegliep
2nd person sing. (u) loopt weg liep weg wegloopt wegliep
2nd person sing. (gij) loopt weg liept weg wegloopt wegliept
3rd person singular loopt weg liep weg wegloopt wegliep
plural lopen weg liepen weg weglopen wegliepen
subjunctive sing.1 lope weg liepe weg weglope wegliepe
subjunctive plur.1 lopen weg liepen weg weglopen wegliepen
imperative sing. loop weg
imperative plur.1 loopt weg
participles weglopend weggelopen
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

[edit]

Descendants

[edit]
  • Negerhollands: loop wee, loop wej