Naar inhoud springen

doteren

Uit WikiWoordenboek
  • do·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
doteren
doteerde
gedoteerd
zwak -d volledig

doteren

  1. overgankelijk (scheikunde) (natuurkunde) het inbrengen van 'onzuiverheden' in een materiaal om de materiaaleigenschappen te veranderen
    • In dit werk werden vloeibaar-kristallijne mengsels gedoteerd met lanthanide-complexen.[2] 
  2. geven, schenken
43 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]