Naar inhoud springen

brauchen

Uit WikiWoordenboek
Versie door Jeuwre (overleg | bijdragen) op 17 aug 2023 om 22:07 (uitspraak)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • brau·chen
Naar frequentie 304
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
brauchen
/bʀaʊ̯χn̩/
brauchte
/bʀaʊ̯χtə/
(hat) gebraucht
/gə'bʀaʊ̯χt/
volledig

brauchen

  1. overgankelijk gebruiken
  2. overgankelijk behoeven, benodigen, nodig hebben
    «Sie braucht Hilfe.»
    Ze heeft hulp nodig.
  3. modaal werkwoord hoeven, niet moeten (hulwerkwoord 'brauchen' + infinitief)
    «Du brauchst heute nicht zu kochen.»
    Je hoeft vandaag niet te koken.