Tell Leilan
Tell Leilan | ||||
---|---|---|---|---|
Gezicht op Tell Leilan | ||||
Situering | ||||
Land | Syrië | |||
Coördinaten | 36° 57′ NB, 41° 30′ OL | |||
|
Tell Leilan is een archeologische vindplaats in Syrië. Al ruim voor het Akkadische rijk (24e eeuw v.Chr.) bevond zich hier een plaats die Šeḫna heette. Later (1808 v.Chr.) vestigde Samsi-addu er de hoofdstad van zijn rijk en hernoemde het Šubat-Enlil.
De plaats is gelegen aan de Wadi Jarrah in het stroomgebied van de Khabur in het Al-Hasakah (gouvernement) in het steppegebied van Syrisch Koerdistan.
Opgravingen
[bewerken | brontekst bewerken]De nederzettingsheuvel wordt sinds 1979 opgegravan door een groep archeologen van Yale University onder leiding van Harvey Weiss.[1][2]
Onder vele belangrijke ontdekkingen is een archief van 1100 kleitabletten met spijkerschrift uit de 18e eeuw v.Chr. Zij handelen voornamelijk over het bestuur van de stad,[3] maar er zijn ook een aantal politieke verdragen en een kopie van de Sumerische koningslijst onder. De vondsten zijn tentoongesteld in het museum van Deir ez-Zor.[4]
Stratigrafie
[bewerken | brontekst bewerken]Tijd | ||
---|---|---|
I | 1900-1762 | Amorietentijd |
hiaat | 2140-1900 | Onbewoond |
IIc | 2200-2140 | Korte periode, daarna verlaten ruïne |
IIb | 2300-2200 | Akkadische verovering |
IIa | 2500-2300 | Šeḫna-elite |
IIId | 2600-2500 | Snelle urbanisatie en groei |
III | 3200-2600 | Ninevite V pre-urbaan |
IV | "Uruk" | |
V | Ubaid | |
VI | Halaf |
Geschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]Šeḫna
[bewerken | brontekst bewerken]De plaats was al bewoond vanaf het 5e millennium v.Chr. en groeide snel uit tot een ware stad rond 2600 v.Chr., 3 eeuwen voor het Akkadische rijk en stond bekend als Šeḫna. Lange tijd werd het geregeerd door een plaatselijke elitie, die beschikte over aanzienlijke rijkdom uit de landbouw in het gebied. Rond 2300 v.Chr. werd het geïntegreerd in het Akkadische rijk. Er was een school waar Akkadisch onderwezen werd, getuige gevonden schooltabletten.[5]
Rond 2140 liep de bevolking echter drastisch terug en er is een sedimentlaag van een meter dik zonder sporen van bewoning. Uit andere gegevens blijkt dat er een verkoeling van het klimaat plaatsvond die drie eeuwen droogte met zich meebracht. De streek leek nu meer op een woestijn dan een steppe.[6][7][8][9] Voor een deel viel de bevolking terug op een nomadisch bestaan, iets wat voorheen hier niet bekend was.
Šubat-Enlil
[bewerken | brontekst bewerken]Rond 1900 begon de streek weer bewoonbaar te worden en werd weer een ware graanschuur. De bevolking nam flink toe met name van Amorieten. Een van hen veroverde een groot rijk en maakte de plaats rond 1806 tot zijn hoofdstad. Zijn naam was Samsi-addu en hij staat bekend als Šamši-adad I van Aššur, hoewel hij deze stad meed en de voorkeur gaf aan Tell Leilan. Hij gaf de stad de Akkadische naam Šubat-Enlil (de woning van de stad Enlil). Dit luidde een bloeitijd in die zo'n 80 jaar zou duren.[10]
Er werd een koninklijk paleis en een acropolis met tempel aangelegd. Een geplaveide straat leidde van de stadspoort daarheen. Er was een stadsmuur en de stad telde zo'n 20.000 inwoners op zijn hoogtepunt en besloeg 90ha.
Na de dood van Šamši-Adad I in 1776 werden diens zoons na enige jaren van hun tronen in Mari en Ekallatum/Assur verdreven door Hammurabi. Šubat-Enlil bleef nog 50 jaar onafhankelijk onder zijn eigen koningen. het koninkrijk(je) heette Apum[11] . Eerst was er nog een vazal van Ekallatum. De eerste tien jaar daarna waren erg instabiel. Koning volgde op koning, zeker zes in totaal. Een van hen, Zuzu kwam aan zijn eind door van de stadmuur te vallen. Er waren ook invasie en bemoeienissen van elders, zoals van Qarni-Lim van Andarig. Van 1761-50 ontbreken gegevens, maar de chaos schijnt te stabiliseren en van 1750-1728 is er een stabiele dynastie van drie koningen Mutija, Til-abnu en Jakun-ašar.[12] Zij beheersten een vrij klein gebied rond de stad, waar ook handelaren van Aššur gevestigd waren.
In 1728 kwam er een einde aan de stad, die veroverd werd door de opvolger van Hammurabi Samsu-iluna van Babylon. Hij deed een poging zijn grip op Assyrië te versterken. Hij plunderde en verwoestte de stad en doodde de laatste koning. Hierna werd de plaats niet meer bewoond. Uiteindelijk werden de Babyloniërs wel uit Assyrië verjaagd, maar toen was de hoofdstad weer teruggekeerd naar Aššur zelf.
Grootte
[bewerken | brontekst bewerken]Ter vergelijking de grootte van een aantal andere vindplaatsen uit het 3e millennium in noordelijk Mesopotamië:
Noord-Mesopotamië 3e millennium[13] | |
---|---|
Vindplaats | Grootte |
Tell Taya | 155 ha |
Tell Mozan | 120-150 ha |
Tell Hamoukar | 105 ha |
Kazane Höyük | 100 ha |
Tell Khoshi | 92 ha |
Tell Leilan | 90 ha |
Tell Hadhail | 90 ha |
Tell Farfara | 75 ha |
Tell al-Hawa | 66 ha |
Tell Chuera | 65 ha |
Tell Brak | 40-65 ha |
- ↑ Harvey Weiss, Excavations at Tell Leilan and the Origins of North Mesopotamian cities in the Third Millennium B.C., Paléorient, vol. 9, iss. 2, pp. 39-52, 1983
- ↑ Harvey Weiss et al., 1985 Excavations at Tell Leilan, Syria, American Journal of Archaeology, vol. 94, no. 4, pp. 529-581, 1990
- ↑ Jesper Eidem, The Royal Archives from Tell Leilan. Old Babylonian Letters and Treaties from the Lower Town Palace East, Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten, 2011
- ↑ Bonatz, Dominik, Kühne, Hartmut, Mahmoud, As'ad (1998). Rivers and steppes. Cultural heritage and environment of the Syrian Jezireh. Catalogue to the Museum of Deir ez-Zor. Ministry of Culture, Damascus.
- ↑ In june 2001 vonden Dr. Lucia Mori en Francesca deLillis Forrest 18 schooltableten
- ↑ Leilan.yale.edu, Harvey Weiss et al., The genesis and collapse of Third Millennium north Mesopotamian Civilization, Science, vol. 291, pp. 995-1088, 1993
- ↑ Leilan.yale.edu, H. M. Cullen, Climate change and the collapse of the Akkadian empire: Evidence from the deep sea, Geology, vol. 28, pp. 379-382, 2000
- ↑ Leilan.yale.edu, M. Staubwasser and H. Weiss, Holocene Climate and Cultural Evolution in Late Prehistoric-Early Historic West Asia," in M. Staubwasser and H. Weiss, eds., Holocene Climate and Cultural Evolution in Late Prehistoric-Early Historic West Asia. Quaternary Research (special issue) Volume 66, Issue 3 (November), pp. 372-387.
- ↑ Leilan.yale.edu Ristvet, L. and H. Weiss 2005 "The Hābūr Region in the Late Third and Early Second Millennium B.C.," in Winfried Orthmann, ed., The History and Archaeology of Syria. Vol. 1. Saabrucken: Saarbrucken Verlag.
- ↑ Harvey Weiss, Tell Leilan and Shubat Enlil, Mari, Annales de Recherches Interdisciplinaires, vol. 4, pp. 269-92, 1985
- ↑ Letters to the King of Mari. Wolfgang Heimpel. 2003 ISBN 1-57406-080-5
- ↑ (en) The Leilan project
- ↑ Jason Ur 1999
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Tell Leilan op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
- The Climate of Man — II: The curse of Akkad. Elizabeth Kolbert. The New Yorker. May 2, 2005.
- Marc van de Mieroop: The Mesopotamian City. Oxford University Press 1999. ISBN 0-19-815286-8
- Peter M. M. G. Akkermans, Glenn M. Schwartz, The Archaeology of Syria: From Complex Hunter-Gatherers to Early Urban Societies (c.16,000-300 BC), Cambridge University Press, 2004, ISBN 0-521-79666-0
- Weiss, Harvey, Francesca deLillis, Dominique deMoulins, Jesper Eidem, Thomas Guilderson, Ulla Kasten, Torben Larsen, Lucia Mori, Lauren Ristvet, Elena Rova, and Wilma Wetterstrom, 2002, Revising the contours of history at Tell Leilan. Annales Archeologiques Arabes Syriennes, Cinquantenaire. Damascus.
- Tell Leilan project