Naar inhoud springen

Mottekasteel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Reconstructie mottekasteel in Lütjenburg
Arundel Castle

Een mottekasteel is een hoogmiddeleeuws, veelal torenvormige versterking op een motte, een afgeplatte aangelegde aarden heuvel. De toren op de kunstmatige heuvel werd aanvankelijk in hout opgetrokken en later in steen gebouwd. Vaak is van dit burchttype alleen nog de heuvel overgebleven.

Benaming en verspreiding

[bewerken | brontekst bewerken]
Luchtvideo van 'Tomen y Rhodwydd' uit Wales (2022)

Een motte is een geheel of gedeeltelijk kunstmatige heuvel met een regelmatige vorm en steile zijden. De heuvel werd gewoonlijk met muren of palissades en brede droge of natte grachten omgeven. De constructie heeft tot doel de op zijn afgeplatte top staande versterkingen beter te verdedigen en de omgeving te beheersen. Bij dit opperhof sloot meestal nog een neerhof aan waar zich het eigenlijke leven voltrok.

In Vlaanderen is vooral de term motte courant, hoewel ook de termen mot, en motteken voorkomen. In Nederland komen naast deze termen meerdere andere voor, namelijk werf, bergh, barch, borg, huus, casteel, die alle op een motteversterking betrekking kunnen hebben.

Opbouw van een mottekasteel

[bewerken | brontekst bewerken]

De meest voorkomende verschijningsvorm van een mottekasteel bestond uit twee gedeelten: een opperhof of hoofdburcht, met een specifiek militair doel en een neerhof of voorburcht waar zich de meer economische aspecten van het dagelijks leven afspeelden. Beide waren gebouwd op verhogingen in het landschap en omgeven door grachten en wallen en houten pallisades of stenen muren.[1] Op de hoogste motteheuvel (de opperhof) werd een donjon, een kasteel, een burcht of een ander verdedigingswerk gebouwd in hout of steen. De motteheuvel met zijn toren vertegenwoordigde het residentiële (adellijke) en militaire karakter van de plaats.[2] Verder bestond het mottekasteel uit een of meer lager gelegen voorburchten (de neerhof). Hier stonden de nutsgebouwen, zoals stallen en schuren, met soms een kapel of het eigenlijke woonhuis van de heer, in het geval dat de donjon alleen als noodverblijf werd gebruikt. De neerhof vertegenwoordigde dan het dagelijkse leven.

De afmetingen van de motteheuvel varieerden gemiddeld tussen 20 en 100 meter diameter; de hoogte kon tussen 3 en 20 meter bedragen.

De opbouw van de motheuvel werd bepaald door zijn natuurlijke omgeving. In vlakke gebieden is het een kunstmatige heuvel met aarde uit een uitgegraven gracht rond het bouwwerk en grond aangevoerd van buitenaf om meer hoogte te creëren. In heuvelachtige gebieden zijn het half-kunstmatige verhogingen van een verhevenheid in het landschap en in bergachtige gebieden wordt gebruik gemaakt van het strategisch reliëf van het landschap.[3]

Een zeldzame variant van het mottekasteel is de abschnittsmotte waarbij de motteheuvel gecreëerd is door gedeeltelijke afgraving van een heuvelrug. Een andere zeldzame verschijningsvorm is de dubbelmotte waarbij op het terrein twee opperhoven gelegen zijn. Een voorbeeld hiervan is Eriksvold op Lolland in Denemarken.

De shell keep

[bewerken | brontekst bewerken]

Een speciaal type van motteversterking is de shell keep. Met deze, uit het Engels overgenomen term wordt in de castellologie verwezen naar mottekastelen waarbij de houten palissade die de heuvel bekroont, vervangen is door een stenen omheiningsmuur die de plateaurand van de heuvel volgt. De toren neemt hierbij geen centrale plaats in, maar is tegen de muur aan gebouwd. Indien van toepassing worden ook de nutsgebouwen verwerkt in deze stenen omheiningsmuur, waardoor een cirkelvormige binnenplaats ontstaat. Voorbeelden van dit type vinden we zowel in de Lage Landen (Leiden, Kessel), Groot-Brittannië (Restormel, Arundel) als in Frankrijk (Gisors).

Het tapijt van Bayeux

Deze versterkingsvorm wordt traditioneel een ontstaan toegedicht ergens aan het eind van de 10e eeuw, in de gebieden tussen de Rijn en de Loire. De oudste afbeelding van een mottekasteel vinden we op het 11e-eeuwse Tapijt van Bayeux. In de loop van de 11e en de 12e eeuw kent deze versterkingsvorm vervolgens een hoogtepunt en een grote verspreiding: tegen de 13e eeuw vinden we ze van Denemarken tot Italië en van de Atlantische kust tot Polen. Het succes van deze versterkingsvorm valt te verklaren door:

  • de relatief makkelijk te verkrijgen bouwmaterialen: hout en aarde zijn immers makkelijk verkrijgbaar, terwijl steen in deze periode duur is, en
  • de relatieve snelheid waarmee een motteheuvel opgeworpen en een mottekasteel gebouwd kon worden: de bouwtijd kon variëren van enkele dagen tot enkele weken.

Na de 13e eeuw neemt het mottekasteel in belang af door de opkomst van de artillerie en aangepaste militaire versterkingsvormen.. Vanaf het einde van de 13e eeuw worden er heel wat versterkte kastelen gebouwd in steen, veelal in vierkante vorm met torens op de hoeken[4]. Toch zijn er nadien nog mottekastelen met toren gebouwd, maar het betreft dan vooral constructies met een symbolische functie (als statussymbool) en niet langer met een dominante militaire functie.

Er kunnen verschillende soorten mottekastelen worden onderscheiden naargelang hun doel: aanvalsmottes, verdedigingsmottes en mottekastelen met een residentiële functie. Vaak is een mottekasteel niet louter in één categorie onder te brengen, maar cumuleert ze meerdere van deze functies tegelijk. Wat de verdediging betreft onderscheiden we publieke functies (het verdedigen van een grondgebied; verdedigingsmottes), private functies (verdedigen van het huis van de heer, samenlopend met het residentiële aspect), actieve verdedigende functies (het veroveren en onderwerpen van een gebied) en passieve verdedigende functies (het beschermen van een gebied; de publieke functie). Naast dit defensieve aspect had het mottekasteel ook vaak een residentiële functie, als de residentie van een adellijke figuur. Verder had het mottekasteel ook een niet te onderschatten sociale functie als statussymbool, dat wil zeggen als symbool van de heerlijke macht. Het optrekken van een kasteel was immers niet iedereen gegund.

Motte van Geetbets
Motte te Zoutleeuw

Op meerdere plaatsen in België zijn nog overblijfselen van de middeleeuwse mottekastelen zichtbaar in het landschap

Zie Lijst van mottes en mottekastelen in België voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Nog zichtbare motteheuvels waarvan het kasteel verdwenen is

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Poederlee, de Ouden Hofberg in het natuurgebied Den Haert.

West-Vlaanderen

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Merkem (Houthulst), de Hoge Motte, gelegen tussen de Noord- en Zuidwallandstraat. Deze motteheuvel werd tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Duitsers als observatiepost gebruikt.[bron?]
  • Werken (Kortemark), de Hogen Andjoen.
  • Werken (Kortemark), Vrouw Hille Wal / Rondlopermotte / Onze-Lieve-Vrouwmotte
  • Kanegem, de hoeve Strichtensgoed staat op een oude motte.
  • In Veurne werd de motteheuvel na de Eerste Wereldoorlog aangekocht door het stadsbestuur, zodat het stadspark uitgebreid kon worden.
  • Vichte, het Oud Kasteel staat op een oude motte.

Oost-Vlaanderen

[bewerken | brontekst bewerken]
  • In Beveren Waas in de polders bevindt zich de motteheuvel met de naam Singelberg.
  • In Ertvelde bevindt zich een van de best bewaarde motteheuvels van Vlaanderen.
  • In Ressegem bevindt zich achter de pastorij van Ressegem een zeer goed bewaarde motteheuvel met volledig intacte omwalling. De slotgracht doet nu dienst als visvijver.
  • In Oudenaarde bevindt zich het "Hof de Bruwaan" met zijn bewaarde motte.
  • In Erpe bevindt zich de 'Kasteelberg'', een van de best bewaarde mottes van België.[5] Bovenaan bevindt zich een kleine structuur die deels is opgebouwd uit elementen van de vroegere mottenburcht. Het is echter gelegen op een privéterrein.
  • In Moorsel bevindt zich 'Hof te Eksel', een kleine motte die diende als uitvalsbasis ter controle van (een deel van) het Land van Aalst.[6]

Nog zichtbare motteheuvels waarop het kasteel (deels) nog aanwezig is

[bewerken | brontekst bewerken]
Burchttoren van Brustem
  • Diest, op de Warandeberg is de fundering van een hoogteburcht te zien.

Verschillende voormalige mottekastelen zijn geheel verdwenen uit het landschap, zoals in Gouda. In Breust is een motte met een kelder gevonden van een voormalige mottetoren.[7]

Op diverse plaatsen zijn echter nog motteheuvels te zien in het Nederlandse landschap (zie ook Lijst van mottes en mottekastelen in Nederland):

Nog zichtbare motteheuvels waarvan het kasteel verdwenen is

[bewerken | brontekst bewerken]
Vliedberg 't Hof Blaemskinderen
Motte Struyver bij Ten Esschen (Heerlen)
Kasteel Limbricht
De Burcht van Leiden
Hege wier bij Menaldum

Motteheuvels komen in Twente een aantal maal voor in waterrijke en moerassige gebieden.

Noord-Brabant

[bewerken | brontekst bewerken]

Ook in Zeeland komen motteheuvels voor, daar worden ze vliedbergen genoemd.

In Friesland worden de motteheuvels stinswieren of hege wieren genoemd.

Nog zichtbare motteheuvels waarop het kasteel (deels) nog aanwezig is

[bewerken | brontekst bewerken]
Reconstructie Terra Maris, Oostkapelle

Reconstructies van een mottekasteel

[bewerken | brontekst bewerken]

Nog zichtbare motteheuvels waarvan het kasteel verdwenen is

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Heinsberg, Burgberg met ruïne in de binnenstad
[bewerken | brontekst bewerken]
Commons heeft media­bestanden in de categorie Motte and bailey.