shelter
- shel·ter
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘schuilplaats’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1976 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | shelter | shelters |
verkleinwoord | sheltertje | sheltertjes |
de shelter m
- schuilplaats
- ▸ Zo ook in het afgelegen dorpje Shelter Cove, waar ik een dag rust nam en met vrienden in het meer zwom.[4]
- eenvoudige kampeertent
- Het woord shelter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "shelter" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "shelter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ shelter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be