Olea europaea
  • olijf
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrucht van olijfboom’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord olijf olijven
verkleinwoord olijfje olijfjes

de olijfv / m

  1. (bloemplanten) Olea europaea   een boom uit de olijffamilie (Oleaceae  ). Het geslacht Olea   telt ongeveer twintig soorten met een groot verspreidingsgebied, voornamelijk in de Oude Wereld
  2. (voeding) (fruit) een vrucht van deze boom. De olijf zelf wordt gegeten, uit de pit en het vruchtvlees wordt olijfolie gewonnen
     Vaak deed hij er voor de smaak nog wat tonijn, olijven of tortillachips bij.[4]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]