• moe·ras·ga·man·der
enkelvoud meervoud
naamwoord moerasgamander moerasgamanders
verkleinwoord - -

de moerasgamanderv / m

  1. (bloemplanten) bepaald soort kruipende, overblijvende plant, Teucrium scordium   uit de lipbloemenfamilie (Labiatae  )
     Maar stel dat hij geblinddoekt hierheen was gebracht, en toen een boeketje van gele lis, glad parelzaad, teer guichelheil, rode ogentroost en moerasgamander had gekregen – ook dan had hij direct gezegd: Voornse duinen. „Met moerasgamander heb je aan één soort eigenlijk al genoeg. Die is zo zeldzaam, die vind je vrijwel alleen hier… Een Rode Lijstsoort, ernstig bedreigd. Pluk dat boeketje alsjeblieft nooit!”[1]
  1.   Weblink bron
    Gemma Venhuizen & Dorine Schenk
    “De duinen mogen weer wandelen” (28 juni 2019) op nrc.nl