• man·dra·go·ra
  • mogelijk afkomstig van het Perzische مردم‌گیاه mardum-giâ (of mardom-giâ, mensenkruid). Een andere mogelijke verklaring is dat het woord mandragora teruggaat op het Griekse woord mandra, dat vee, stal of kudde kan betekenen. De oudst bekende verwijzing naar een plant met een gelijkende naam stamt uit de 14e/15e eeuw voor Christus: op Assyrië kleitabletten wordt een plant met de naam nam-tar-gir(a) genoemd, die door sommige schrijvers voor Mandragora wordt gehouden [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mandragora mandragora's
verkleinwoord - -

de mandragorav / m

  1. (bloemplanten) een geslacht Mandragora   van kruidachtige, bedwelmende planten planten uit de nachtschadefamilie (Solanaceae  ) voorkomend in Zuid-Europa