historie
- his·to·rie
- via Middelnederlands historie van Latijn historia, cognaat met Frans histoire en Engels history; in de betekenis van ‘verhaal, geschiedverhaal’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | historie | histories historiën |
verkleinwoord | historietje | historietjes |
de historie v
- verhaal
- ▸ Op 10 juli 2019 bereikt la belle fille op haar racefiets zwoegend de top. Ze zou net als haar voorgangers uit de 17de eeuw ook wel een frisse duik willen nemen, maar voorlopig volstaan gulzige slokken uit haar bidon. Een bijrolletje in de historie van La Planche is genoeg. Morgen mogen de mooie jongens.[4]
- (wetenschap) geschiedenis van een volk, een land enz
- ▸ En vanavond zou ze haar baljurk aantrekken om hand in hand met mij avonturen tegemoet te ruisen op pleinen, in stegen en langs zwarte grachten, en ravissant een eclatant verhaal toe te voegen aan de galmende historie die deze stad aan de lippen stond als wassend water.[5]
- zaak, aangelegenheid
- cultuurhistorie, detectivehistorie, godsdiensthistorie, heilshistorie, kerkhistorie, kunsthistorie, natuurhistorie, prehistorie, protohistorie, rechtshistorie
2. geschiedenis van een volk, een land enz
- Het woord historie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "historie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ historie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "historie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 22
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: / hiˈsdoɐ̯ˀiə /
- Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord historia
Naar frequentie | 466 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | historie | historien | historier | historierne |
genitief | histories | historiens | historiers | historiernes |
historie, g
- historie in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
historie
- his·to·rie
- Afkomstig van het Griekse woord historia
Naar frequentie | 640 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | historie | m: historien v: historia |
historier | historiene |
genitief | histories | m: historiens v: historias |
historiers | historienes |
- de ontwikkelingsgang van een persoon of zaak, levensloop
- (wetenschap) geschiedenis (van een bepaald gebied), historie
- «Landene i Midtøsten har en svært gammel historie.»
- De landen in het Midden-Oosten hebben een zeer oude geschiedenis.
- «Landene i Midtøsten har en svært gammel historie.»
- (onderwijs) geschiedenis (schoolvak, studievak)
- verhaal
- aangelegenheid, zaak
- «Bekjentskapet var en pinlig historie.»
- De Kennismaking was een pijnlijk verhaal.
- «Bekjentskapet var en pinlig historie.»
- [1]: levnetsløp
- [4]: anekdote
- [4]: skrøne
- [2]: wetenschap
- [2]: bibelhistorie
- [2]: litteraturhistorie
- [2]: lokalhistorie
- [2]: middelalderhistorie
- [2]: rettshistorie
- [2]: slektshistorie
- [2]: språkhistorie
- [2]: verdenshistorie
- [5]: hjertehistorie
- [5]: magehistorie
- [2]: historiker
- [2]: historisk
- [4]: fortelling
- [1]: jordens historie
de geschiedenis van de aarde
- [1]: menneskehetens historie
de geschiedenis der mensheid
- [2]: være godt inne i Norges eldste historie
goed in de oudste geschiedenis Noorwegens zijn
- [2]: Bergen bys historie
Bergens stadsgeschiedenis
- [2]: Vi fikk høre hele hennes historie.
We hebben haar volledige levensloop te horen krijgen.
- [3]: ha tre timer historie i uka
drie uren per week geschiedenis hebben
- [3]: ha eksamen i historie
examen in de geschiedenis hebben
- [4]: fortelle en spennende historie
een spannend verhaal vertellen
- [5]: en nydelig historie
een mooi verhaal
- his·to·rie
- Afkomstig van het Griekse woord historia
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | historie | historia | historier | historiene |
historie, v
- de ontwikkelingsgang van een persoon of zaak, levensloop
- (wetenschap) geschiedenis (van een bepaald gebied), historie
- «Kina er eit land med ei gammal og ærerik historie.»
- China is een land met een oude en roemrijke geschiedenis.
- «Kina er eit land med ei gammal og ærerik historie.»
- (onderwijs) geschiedenis (schoolvak, studievak)
- verhaal
- aangelegenheid, zaak
- [2]: byhistorie
- [2]: bibelhistorie
- [2]: litteraturhistorie
- [2]: lokalhistorie
- [2]: mellomalderhistorie
- [2]: rettshistorie
- [2]: slektshistorie
- [2]: språkhistorie
- [2]: verdshistorie
- [5]: hjartehistorie
- [5]: magehistorie
- [1]: jordhistoria
de geschiedenis van de aarde
- [1]: den første kvinnelege statsministeren i historia
de eerste vrouwelijke premier in de geschiedenis
- [2]: professor i historie
hoogleraar in geschiedenis
- [3]: ha historie i andre timen
in het tweede uur geschiedenis hebben
- [4]: fortelje ei god historie
een goed verhaal vertellen
- [5]: Det vart ei dyr historie.
Het was een duur verhaal.
- IPA: /ɦɪstɔrɪjɛ/
historie v