[2] geelbek / Kaapse mus
 
[3] geelbek (vis)
  • geel·bek
enkelvoud meervoud
naamwoord geelbek geelbekken
verkleinwoord geelbekje geelbekjes

de geelbekm

  1. dier met een gele bek
  2. jonge vogel die nog niet geslachtsrijp is
  3. Passer melanurus   Kaapse mus
  4. (straalvinnigen) Atractoscion aequidens   vis uit de familie van ombervissen
63 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[3]