dit
- dit
- In de betekenis van ‘aanwijzend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1201 [1]
|
|
- zelfstandig gebruikt
- Dit is een boek.
- ▸ `Ik weet het; zei de majordomus. 'Het was ijdele hoop dat dit u zou ontgaan. Ik vraag u met klem de grootmoedigheid op te brengen om mijn nederige excuses te aanvaarden. Deze uit de toon vallende decoratie is het jammerlijke gevolg van het enthousiasme van de nieuwe eigenaar.'[2]
- met een onzijdig woord in het enkelvoud
- Ik houd van dit boek.
- als je iets met nadruk wilt aanwijzen
- Nee! dit is niet goed.
1.
- Het woord dit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "dit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onderwerp | voorwerp | onderwerp | voorwerp | |
1e persoon | ek | my | ons | ons |
2e persoon (informeel) |
jy | jou | julle | julle |
2e persoon (formeel) |
u | u | u | u |
3e persoon (mannelijk) |
hy | hom | hulle | hulle |
3e persoon (vrouwelijk) |
sy | haar | ||
3e persoon (onzijdig) |
dit | dit |
- IPA: /dət/
dit
- het (persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon enkelvoud onzijdig.).
dit
- vorm van da voor de tweede persoon enkelvoud
- «Dit.»
- Naar jou.
- «Dit.»
- IPA: /'dit/
dit m
- dit
Naar frequentie | 112 |
---|
geslacht | voornaamwoord |
---|---|
g gemeenschappelijk | din |
o onzijdig | dit |
mv meervoud | dine |
dit, o (tweede persoon, onzijdige vorm, enkelvoud)
- jouw, je, uw (formeel)
- «Hvorfor forlader du dit job som landstræner?»
- Waarom zeg je je baan als bondscoach op?
- «Hvorfor forlader du dit job som landstræner?»
- dit in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
dit
- voltooid deelwoord (participe passé) van dire
- derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van dire
- derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van dire
dit
- dit; zelfstandig gebruikt
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
m | v | o | m/v/o | |
nominatief | dese | dese | dit | dese |
genitief | des | derre | des | derre |
datief | desen | derre | desen | desen |
accusatief | desen | dese | dit | dese |
dit
- o nominatief dit.
- o accusatief dit.
- dit
dit
- dit
dit
dit