data
- da·ta
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gegevens, feiten’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
- Afkomstig uit het Latijn, meervoud van datum
de data mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord datum
- (informatica) gegevens, informatie
- Nadat hij alle data in de computer had ingevoerd kon hij beginnen met de statistische verwerking daarvan.
- almanakdata, computerdata, examendata, masterdata, meetdata, metadata, onderzoekdata, onderzoeksdata, telefoondata, viewdata
- Het woord data staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "data" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "data" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
data
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
data
data
- da·ta
- Afkomstig uit het Latijn, meervoud van datum
Naar frequentie | 1678 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | data | m: dataen o: dataet |
data | dataene |
genitief | datas | m: dataens o: dataets |
datas | dataenes |
- data, gegevens, personalia
- (informatica) data
- (afkorting), (verkorting) afkorting voor datateknologi
- [1]: kjensgjerninger
- [1]: opplysninger
- [2]: databank
- [2]: datamaskin
- [1]: statistiske data
statistische gegevens
data, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van [[#Noors|]]
- da·ta
- Afkomstig uit het Latijn, meervoud van datum
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | data | dataet | data | dataa |
data o
- (informatica) data, gegevens, personalia
- (informatica) data
- (afkorting), (verkorting) afkorting voor datateknologi
- [1]: kjensgjerningar
- [1]: opplysningar
- [2]: databank
- [2]: datamaskin
- [1]: tekniske data
technische gegevens
data
- verouderde spelling of vorm van dataa tot 2012
- da·ta
data
- (tijdrekening) datum; een tijdsaanduiding die bestaat uit een dag(nummer), een maand en een jaar
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
data
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
vervoeging van |
---|
datar |
data
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van datar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van datar
- da·ta
- Afgeleid van het zelfstandige naamwoord datum
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | – | data |
genitief | – | dat |
datief | – | datům |
accusatief | – | data |
vocatief | – | data |
locatief | – | datech |
instrumentalis | – | daty |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Akademický slovník současné češtiny - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
data
- genitief enkelvoud van datum
- nominatief meervoud van datum
- accusatief meervoud van datum
- vocatief meervoud van datum