• bij·knip·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bijknippen
knipte bij
bijgeknipt
zwak -t volledig

bijknippen

  1. overgankelijk in model brengen door het overtollige af te knippen
    • Ik heb afgelopen weekeinde de heg bijgeknipt. 
    • bijknippen is toch gewoon afknippen!