bewegen
- Geluid: bewegen (hulp, bestand)
- IPA: / bəˈweɣə(n) / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /bə.ˈʋe.χə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /bə.ˈβ̞e.ɣə(n)/
- (Limburg): /bə.ˈweː.ɣə(n)/
- be·we·gen
- van Middelnederlands bewegen / beweghen, in de betekenis van ‘in beweging brengen of zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1301, op te vatten als oude afleiding van wegen ww met het voorvoegsel be-; verwant met Fries bewege, Duits bewegen, Middelnederduits bewegen en Oudhoogduits biwegan [1] [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bewegen |
bewoog |
bewogen |
klasse 2 | volledig |
bewegen
- inergatief van plaats veranderen, niet stilstaan
- Om te kunnen bewegen hebben veel dieren een uitgebreid zenuw- en spierstelsel.
- ▸ De slang was meer dan een meter lang en ik bekeek het dode dier rustig tot hij plotseling opeens weer begon te bewegen.[4]
- overgankelijk in beweging brengen
- Dat werd bewogen door de wind.
- wederkerend zich ~ actie ondernemen om een beweging te maken
- Na zijn ongeval kon hij zich niet meer zo goed bewegen.
- wederkerend zich ~ omgaan met mensen waarbij men is
- Hij beweegt zich in de hoogste kringen.
- [1] bewegen totovergankelijk aanzetten tot
- • Het was moeilijk om de studenten tot het maken van huiswerk te bewegen.
- snel bewegen
1. van plaats veranderen
- Het woord bewegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bewegen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ bewegen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "bewegen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /bəˈveːɡŋ̍/
- be·we·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bewegen /bəˈveːɡŋ̍/ |
bewegte /bəˈveːktə/ |
bewegt /bəˈveːkt/ |
volledig |
bewegen