asfalteren
- Geluid: asfalteren (hulp, bestand)
- IPA: / ɑsfɑlˈterə(n) / (4 lettergrepen)
- as·fal·te·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
asfalteren |
asfalteerde |
geasfalteerd |
zwak -d | volledig |
asfalteren
- overgankelijk bedekken met een mengsel van bitumen, steentjes en andere stoffen
- Ze zijn de weg opnieuw aan het asfalteren.
1. bedekken met een mengsel van bitumen, steentjes en andere stoffen
- Het woord asfalteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "asfalteren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ asfalteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be