• aard·ap·pel·vork
enkelvoud meervoud
naamwoord aardappelvork aardappelvorken
verkleinwoord aardappelvorkje aardappelvorkjes

de aardappelvorkv / m

  1. landbouwwerktuig voor het oogsten van aardappels
    • Toen het land heel nat was en er geen machines op het land konden rijden, moest de boer oogsten met de aardappelvork