Étymologie

modifier
A rapprocher de l'allemand senden et de l'anglais send, de même sens.
Présent Prétérit
ik zend zond
jij zendt
hij, zij, het zendt
wij zenden zonden
jullie zenden
zij zenden
u zendt zond
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben zendend gezonden

zenden \zɛn.də:\

  1. Envoyer.


Prononciation

modifier